Onze delta in klimaatbarre tijden (deel 2)
Wat gaat er in Nederland veranderen door klimaatverandering en hoe kunnen we hier blijven wonen en leven, ondanks al het werk dat in Nederland en daarbuiten gedaan wordt? Vier schrijvers (Fred Sanders, Leo Schagen, Peter Vonk en Harold IJskes) laten in een reeks zien welke kantelingen er op ons afkomen en welke kansen we kunnen invullen. Dit keer, in deel 2: het behoud van de Wadden.
De Waddenzee: een uniek erfgoed
De Waddenzee glinstert in de ochtendzon en de zandplaten liggen droog, waardoor de vogels kleine bewegende oplichtende witte stipjes in de lucht zijn geworden. Een herkenbaar beeld voor diegene die graag over de Noord-Hollandse dijk van het Balgzand loopt, of met de boot van het Friese kustplaatje Holwerd naar Ameland is overgestoken.
Ook voor wadlopers die vanuit het Groningse Pieterburen een tocht maakten is het gekrijs van de meeuwen en de geur van het wad een unieke blijvende herinnering. De Waddenzee is dan ook heel bijzonder, het gebied strekt zich van Den Helder uit tot het meest noordelijke punt van Denemarken, er broeden jaarlijks 10 tot 12 miljoen vogels en in 2022 werden alleen al in het Nederlandse deel ruim 7.500 zeehonden geteld. In de Waddenzee vind je getijdengeulen, zeegras-weiden, mosselbanken, zandbanken, zoutmoerassen, stranden en duinen. De zeezoogdieren die er voorkomen zijn de gewone zeehond, de grijze zeehond en de bruinvis.
Illustratie: door tekenaar-architect Jan Metz
Ook de pieren, krabbetjes, kokkels en zeesterren genieten daar van de afwisseling van lucht en water door de vloedbeweging en bieden daar de vogels hun belangrijkste voedselbron. Niet of nauwelijks aangeraakt door de mens vormden de Wadden zich zo door de eeuwen en is de met eb droogvallende zeebodem in een zoet-zoutwater milieu de unieke plaats voor heel specifieke flora en fauna geworden. Het gebied is daarmee een van de laatst overgebleven grootschalige bij eb droogvallende ecosystemen ter wereld. Het is dan ook geen wonder dat de Waddenzee in 2019 tot UNESCO werelderfgoed is verklaard.
Culminatie van klimaatproblemen
Dit systeem dat zich in de afgelopen 10.000 jaar vormde, dreigt nu door zeespiegelstijging te verdwijnen. Waar deze stijging sinds de laatste ijstijd startte, met gemiddeld 1,2 cm per jaar (120 meter stijging tussen 18.000 en 8.000 jaar geleden) en de afgelopen jaar gemiddeld nog maar steeg met 0,1 cm per jaar, lijkt nu het tempo van stijging door de klimaatverandering weer naar deze 1,2 cm per jaar terug te zijn gekeerd (1,00 tot 1,20 meter in 2100).
De vraag is of het corrigerend vermogen van onze Wadden dit tempo kan bijhouden. Of wordt de Waddenzee uiteindelijk een gewone lagune met eb- en vloedbeweging zonder droogvallende zandplaten? De Waddenzee heeft de zeespiegelstijging namelijk tot nu toe bijgehouden dankzij het toestromende sediment uit grote rivieren.
Jaarlijks komt uit de Maas: 200.000 m3 zand en 500.000 m3 klei, uit de Rijn: 500.000 m3 zand en 1.500.000 m3 klei, en niet in de laatste plaats de zuidelijker gelegen rivieren leveren toestromend door het Nauw van Calais 1.000.000 m3 zand en 9.000.000 m3 klei. Dit sediment stroomt, meegenomen door de naar het noorden gerichte kuststroom, bij Den Helder de Waddenzee in. Zo veerde het waddensysteem altijd met de zeespiegelstijging mee.
Niet alleen is het voor de Waddenzee nu zorgelijk dat de zeespiegelstijging versnelt, maar ook het sediment in de kuststroming neemt af. Dat komt doordat de gesmolten gletsjers bovenstrooms geen bezinksel meer aanleveren en de rivieren bij heftige regenval zo veel harder stromen dat het niet in de kuststroom, maar in zee terechtkomt. Als dit zo doorgaat gaat het zout-zoetwatermilieu van de Waddenzee, met de daarbij behorende bijzondere biodiversiteit aan flora en fauna, verloren.
Geschiedenisles
Deze bijzondere biotoop van het waddengebied is de afgelopen duizenden jaren ontstaan toen het zoute zeewater en het zoete water van de rivieren zich tussen de kust en de Waddeneilanden mengde, waardoor brak water zones ontstonden. In de vroege middeleeuwen (400 - 800 AD), voedde de IJssel en de Amstel, beide aftakkingen van de (oude) Rijn, het Aelmere, het binnenmeer dat door zandplaten van de Noordzee was afgesloten.
Maar door zeespiegelstijging en de stormvloeden van 1282 en 1287 (St. Luciavloed) werd deze barrière doorbroken waarmee de Zuiderzee ontstond en voor het eerst zoetwater rechtstreeks het waddengebied instroomde (de Boer et al 2021). Sindsdien kent het waddengebed een gemengd zoet-zoutwater milieu met de daarbij behorende bijzondere vegetatie en zeedieren. Daarnaast ontwikkelde het gebied zich (van Den Helder tot Esbjerg in Denemarken) tot het grootste intergetijdengebied ter wereld.
De Wadden strekte zich in die tijd uit tot diep in de Zuiderzee, nu IJsselmeer, waarbij de afstand tussen het eiland Wieringen en de kust van Friesland een smalle geul was. Met de aanleg van de Afsluitdijk veranderde de situatie ingrijpend, het hele waddengebied in de Zuiderzee verdween. Ook namen de brakwater zones in het gebied van de huidige Waddenzee af, doordat de zoetwater aanvoer afnam. Dit ondanks de uitwaterende suizen, de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand aan de Friese kust en de Stevinsluizen bij Den Oever.
De aanwezige flora, fauna en ook de vogelstand kreeg een knauw maar hield stand. We werden wel een zoetwatermeer rijker voor onze drinkwatervoorzieningen, de agrarische sector en het terugdringen van de zoute kwel onder de duinen door. Toch is de vraag nu wel: hoe handhaven we het Nederlandse deel van de Waddenzee, zoals die overbleef onder de invloeden van klimaatverandering?
Sediment
De sedimentaanvoer naar de Waddenzee, waardoor de bodem nu nog meebeweegt met de huidige zeespiegelstijging, komt voornamelijk uit de Rijn en de Maas. En uit de meer zuidelijk gelegen rivieren in Frankrijk. De kuststroom langs onze primaire zeekering brengt dat sediment door het Marsdiep bij Den Helder de Waddenzee in.
Van al het sediment uit de rivieren komt maar een klein deel (bij benadering 5 procent) in de Waddenzee aan, omdat het meeste sediment niet in deze kuststroom terechtkomt. Het merendeel van het sediment in de rivieren stroomt door de snelheid van het rivierwater ver de Noordzee in. Ook wordt het sediment dat voor de scheepvaart uit de rivieren wordt gebaggerd naar ver weg op zee gebracht. Daarmee verdwijnt zoveel sediment dat de natuurlijke zandsuppletie naar onze stranden en duinen sterk is afgenomen. De situatie is nu al zo ingrijpend dat er zandmotoren voor de Nederlandse kust zijn aangelegd, bij Hoek van Holland voor de Delftse zeekering en in Hargen voor de Pettense zeekering (Gerdes et al 2021). Feitelijk wordt het sediment dat naar zee stroomt en daar is gebracht weer teruggehaald om de afslag van onze duinen en stranden te herstellen. Deze zandmotoren lijken goed te werken, maar zijn wel kostbaar omdat steeds weer nieuw zand uit zee moet worden aangevoerd.
Deze zandmotoren dragen helaas weinig bij aan het behoud van de Waddenzee. Hooguit wordt de huidige sedimentinstroom naar de wadden op niveau gehouden, maar de capaciteit is niet ontworpen om de afnemende sedimentstroom en de versnelde zeespiegelstijging voor de Waddenzee te compenseren. Uitgaande van een zeespiegelstijging van 1,2 cm/jaar aan het eind van deze eeuw komen onze wadden dan 30 miljoen m3 sediment tekort (voor 2.500 km2 aan slikken en platen in het Nederlandse deel) en dat is een 1,6 procent van de huidige sediment aanvoer door onze rivieren (500.000 m3/jaar) (Stroeken en van Winden 2009). Ook hiervoor kan in theorie een zandmotor worden aangelegd. De capaciteit daarvan komt echter bij verdere versnelling van de zeespiegelstijging zowel technisch als financieel steeds meer onder druk te staan.
Daarmee wordt de kwetsbaarheid van onze huidige nationale aanpak van de klimaatverandering ook zichtbaar. Nu wordt over tien tot hooguit twintig jaar vooruitgepland, waardoor we bij een versnellende klimaatverandering continu ‘achter de wagen aan’ dreigen te lopen. Beter is het om vanuit de toekomstige behoefte terug te redeneren, om daar de benodigde maatregelen op af te stemmen. Alleen zo vinden we voor de klimaatverandering de juiste robuuste no regret-maatregelen. Dat geeft ook meer tijd om de waarschijnlijk enorme investeringen over de jaren te spreiden. Zo ook zal een plan voor behoud van de Waddenzee opgepakt moeten worden.
Behoud van de Wadden
In 2019 presenteerde de Universiteit van Wageningen (WUR) als eerste een aantal klimaatadaptieve scenario’s voor behoud van de Nederlandse delta (WUR 2019). De TU Delft en Deltares (Deltares 2019) onderzoeksinstituut volgden niet lang daarna. Helaas biedt vooralsnog geen van deze scenario’s een integrale oplossing voor behoud van onze Waddenzee. Als we de meest recente klimaatadaptieve scenario’s van Deltares voor onze delta de revue laten passeren, dan blijken deze met de Waddenzee namelijk geen rekening te houden.
Bij een open of gesloten ‘Muur om Nederland heen’ met zeesluizen bij de rivieren worden de zandmotoren stilgelegd en komt het sediment van de rivieren niet meer in de Waddenzee. Ook het scenario ‘Meebewegen’, waarbij grote delen van onze delta aan de zee worden teruggegeven, helpt de Waddenzee niet omdat de gehele kuststroom dan is verdwenen. Alleen het scenario ‘Zeewaarts’ geeft de opties om zowel de kuststroom als het transport van sediment voor de Waddenzee te behouden, maar dat vraagt wel ‘dedicated’ detaillering van dit scenario om met de zeespiegelstijging gelijke tred laat houden.
Tevens dient rekening gehouden te worden met het lange termijnperspectief, want zelfs als de Parijs-doelstelling van maximaal 1,5 Celsius temperatuurstijging in 2050 wordt gehaald, dan duurt het nog ongeveer 400 jaar voordat de klimaatverandering voorbij is. Waarbij de top van de veranderingen over 250 jaar wordt bereikt. Elk scenario moet dus op z’n minst voor de komende 250 jaar een adequate oplossing bieden en we moeten met veel tegenvallers rekening houden. Bijvoorbeeld met het niet halen van het Klimaatakkoord van Parijs en dat de maatregelen anders uitwerken.
Zeespiegel corrigeren
Kijken we impliciet naar de opgave voor behoud van de Waddenzee dan gaat het om twee vraagstukken: hoe kan de sedimentiele ophoging van de wadden de komende 250 jaar gelijke tred houden met de zeespiegelstijging, en hoe kan de toevoer van zoetwater voldoende blijven voor de bijzondere zoetzout vegetatie en schelpdieren in de wadden, zodat ook de vogels die daarvan afhankelijk zijn hun leef- en broedgebied kunnen behouden. Tussen de nu bekende scenario’s zoeken we daarom naar de robuuste no-regret maatregelen om onze wadden in zijn pracht, met al zijn functies te behouden.
Voor het op niveau houden van de Waddenzee met de zeespiegelstijging is veel sediment, zand en kleideeltjes nodig. Al dat sediment moet uit onze rivieren komen. Uitgaande van de piek van 1,2 cm jaarlijkse zeespiegelstijging ergens over 250 jaar, is voor de Waddenzee tien keer zo veel sediment nodig als de huidige vijf procent, dus wel vijftig procent van het sediment dat onze rivieren nu aanvoeren.
Dit terwijl het sediment in de rivieren gaat afnemen met het smelten van de gletsjers. Kortom over 250 jaar is al het sediment dat in Rotterdam uit de rivieren komt nodig om onze Wadden op peil te houden. We hebben feitelijk een kanaal langs de kust nodig om al dit sediment bij Den Helder met de vloedstroom mee naar de Waddenzee te brengen, het scenario “Zeewaarts’ in aangepaste vorm biedt daarvoor als enige mogelijkheden.
Ook de aanvoer van zoetwater blijft noodzakelijk om de brakwater omgeving in de Waddenzee vast te houden. Dankzij de uitwaterende Lorentz- en Stevinsluizen worden de Nederlandse Wadden nog steeds van zoetwater voorzien, maar de aard veranderde doordat het IJsselmeer tevens als zoetwater bekken in gebruik werd genomen. Ook wordt het IJsselmeer gebruikt als zoetwateropslag bij te veel rivierwater, zodat Rotterdam geen last van het hoge rivierwater krijgt.
Toekomst
Zoetwater wordt naar de Waddenzee afgevoerd als er te veel water in het IJsselmeer staat en niet primair om de Waddenzee van zoetwater te voorzien. De zes mega-pompen die momenteel in de Afsluitdijk worden geplaatst zijn dan ook vooral om de toenemende pieken van wateraanvoer van Rijn en Maas via het IJsselmeer weg te pompen. Afgelopen december hebben we voor het eerst het risico daarvan meegemaakt, toen de uitwateringssluizen de toevloed van water niet konden wegwerken waardoor op het IJsselmeer een extreem hoogwater ontstond. De kades van havens zoals die van Volendam stroomden over en er waren zandzakken nodig om de straten droog te houden. De mega pompen moeten voorkomen dat zulke excessieve situaties in de toekomst blijven ontstaan. Dat betekent ook dat er tijdens droge perioden van weken tot maanden geen zoetwater naar de wadden zal gaan omdat de pompen dan stilliggen. Met name in perioden dat de rivieren weinig water toeleveren zal de zoetwaterbuffer van het IJsselmeer vooral voor onze drinkwatervoorzieningen gebruikt worden.
Als compensatie werken de waterschappen en de noordelijke provincies samen om het zoete regenwater dat in Drenthe op de hogere grond valt, naar de Waddenzee af te laten stromen. Het gaat om hele spraakmakende projecten zoals ‘Holwerd aan Zee’ (Wing 206). Helaas hebben deze initiatieven veel last van droge perioden, de perioden dat de Waddenzee het zoete water juist zo hard nodig heeft. De betrokken waterschappen in Noordelijke provincies ‘kunnen’ ook niet veel meer dan dat, omdat ze voor de Waddenzee geen actieve rol hebben.
De Waddenzee valt onder Rijkswaterstaat en niet onder de waterschappen. Het toenemend tekort aan zoetwater is daarmee voor de Waddenzee een enorm probleem en dat vraagt om een structurele aanpak. Feitelijk is een tweede zoetwaterbuffer gevuld door de rivieren nodig, waaruit een continue stroom aan zoetwater naar de Waddenzee geborgd wordt.
Het IJsselmeer is al in gebruik en daarmee is de enige waterbuffer die te creëren is een lagune tussen de huidige primaire zeekering van de kust van Zeeland, Zuid - en Noord-Holland. En een nog aan te leggen tweede zeekering, op kilometers afstand, in de Noordzee. Door de lagune die dan ontstaat, kunnen we het zoete water en het slib van de grote rivieren naar de Waddenzee laten toestromen.
Over de reeks artikelen: geschreven door onderstaande auteurs en verscheen eerder op H2O/netwerk.
Over de schrijvers:
• Fred Sanders is gepromoveerd in de duurzame stedenbouw, van origine kustwaterbouwkundig civiel ingenieur (beiden TU Delft), voormalig waterschapsbestuurder in Noord-Holland en schrijver van streekromans
• Leo Schagen is ingenieur, gepensioneerd manager Waternet, gemeenteraadslid Purmerend, voormalig waterschapsbestuurder bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
• Peter Vonk is oprichter van de Algemene Waterschapspartij (AWP), voormalig waterschapsbestuurder HHNK, huisarts, mede-auteur van het boek ‘Water! als Medicijn’ en bestuurslid van de stichting Zee en Rivier
• Harold IJskes is adviseur en manager op het gebied van duurzaamheid, omgevingsmanagement en communicatie. Werkt voor overheden en instituten. Hij is in zijn werk betrokken bij waterschappen en biodiversiteit en vanuit deze invalshoeken draagt hij bij aan de communicatie van de stichting Zee en Rivier