Stikstof en de bouw
Als plan- en bouweconoom heb ik getracht de vermeende stikstofproblematiek te doorgronden. Dit zonder daar direct een positie mee in te nemen. Onderwerp bij deze problematiek is een vermeende overbemesting van Natura-2000 gebieden. Een aantal stikstofverbindingen functioneren als mest en kunnen daar voor overbemesting zorgen.
Een aantal vragen blijven in dit artikel onbeantwoord. Welke sectoren hoeveel en waar moeten inleveren en waar en hoeveel deposities mogen neerslaan zijn vragen die in deze verkenning onbeantwoord blijven. De eindconclusie geeft wel een antwoord op de vraag wat de producent en aannemer in de bouw te wachten staat wanneer de regels, zoals die omtrent de kritische depositiewaarde, niet versoepeld worden en wanneer innovatie tekort schiet. Deze problematiek gaat niet over zuiver stikstof N2 maar voornamelijk over de emissies en deposities van bepaalde stikstofverbindingen zoals NOx en NH3. Zuiver stikstof N2 is op zich geen boosdoener. Acht en zeventig procent van de lucht die wij inademen is immers zuiver stikstof.
Grenzen aan de stikstof emissies en deposities
Na verkaveling, pesticide- en kunstmestgebruik, ontwatering en milieu-extremen lijken nu de emissies en deposities van bepaalde stikstofverbindingen de spreekwoordelijke druppels die de emmer doen overlopen. Hoe kunnen we de huidige situatie omschrijven? Er mogen, in bepaalde gebieden ten behoeve van de voedselproductie, monoculturen bestaan. In beschermde Natura-2000 gebieden, mag dat niet. Helaas liggen die gebieden vaak vlak naast elkaar en zijn de laatste meestal van postzegelformaat.
Monoculturen vinden we bij de intensieve veeteelt, land- en tuinbouw. Deze monoculturen zijn decennia lang onderdeel geweest van een geleide economie met wet- en regelgeving, vergunningstelsels en subsidies. Volgens sommige politici moeten deze gereguleerde en gesubsidieerde vormen van voedselproductie nu snel bijgesteld worden. Volgens hen zijn de grenzen aan de emissies en deposities van bepaalde stikstofverbindingen al lang overschreden en zullen we snel een aantal stappen terug moeten zetten. Gelijktijdig is er een tekort aan geschikte bouwgrond te constateren. De traag verlopende transformatie van de bouwvoorraad weet dit tekort helaas niet voldoende terug te dringen.
Stikstof taken voor stad en platteland
Verstedelijking leidde, door de geschiedenis heen, tot machtsconcentratie bij een klein aantal stedelingen. Denk bijvoorbeeld aan de leden van een parlement, handelaren en bankiers. Er is daarom, historisch gezien, altijd een frictie geweest tussen stad en platteland. De stad kent de wereldburger, het platteland kent de voedsel producerende boer en tuinder. Wat is er nu aan de hand? Er blijkt in sommige Natura-2000 gebieden een overbemesting plaats te vinden via emissies en deposities vanuit elders. Overbemesting door een teveel aan bepaalde stikstofverbindingen kan de veerkracht van en de diversiteit binnen een natuurgebied aantasten.
Om het tij te keren zijn er zogenaamde instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd. Deze instandhoudingsdoelstellingen hebben stad en platteland nu de taak gegeven om overbemesting terug te dringen. Dit door reductie van de zogenaamde boosdoeners NOx en NH3. Voornamelijk de stedelingen en de aannemers in de bouw zullen daarom veel minder NOx moeten gaan uitstoten. Gebruik van verbrandingsmotoren wordt hierdoor op termijn verleden tijd. De boeren en de tuinders zullen, gelijktijdig, veel minder NH3 moeten gaan produceren en uitstoten.
Eisen aan een zogenaamd stikstof rekenmodel
Om voor- en achteruitgang te kunnen meten gebruiken we zogenaamde rekenmodellen. Rekenmodellen kennen parameters (input) en weegfactoren (zwaarte bepalers) die via een formule antwoorden kunnen genereren. Een zogenaamd stikstof rekenmodel moet aan een aantal eisen voldoen. Deze rekenexercitie moet kunnen aangeven hoeveel minder emissie nagestreefd moet worden, door wie en waar en welk gebied daarvan profiteert en hoe. Per bron moeten betrouwbare objectieve inputgetallen verzameld worden. Een stikstof rekenmodel moet tevens kunnen meewegen dat er een natuurgebied kan zijn die wel wat extra stikstofverbindingen kan gebruiken.
Denk hierbij aan een gebied waar jaarlijks gras of hout en blad geoogst wordt. Ook moet het stikstof rekenmodel meewegen dat een depositie in gebied A soms veroorzaakt kan zijn door een emissie in een vergelegen gebied B. Daar komt nog bij dat binnenlandse emissies niet altijd deposities worden op binnenlandse grond. Het kan ook op binnenlands water of op buitenlands grond of water. Ook komt vanuit het buitenland het nodige hier naartoe. Dit moet allemaal meegenomen worden via parameters, weegfactoren en een allesomvattende formule.
Rekenmodellen hebben een achilleshiel
Ondanks en mede dit alles heeft een stikstof rekenmodel een achilleshiel. Het aantal parameters en weegfactoren neemt namelijk vanzelf toe naarmate men gedetailleerder wil gaan werken. Hoe meer parameters en weegfactoren hoe meer antwoorden mogelijk zijn. Vooral bij een groot aantal kleine wijzigingen van de input. Hoe verfijnder het model hoe verder het, binnen een zekere schaal, kan afwijken van de werkelijkheid. Om dit effect te visualiseren kan men een zogenaamd dashboard gebruiken. Een rekenmodel in de vorm van een spreadsheet kan namelijk gekoppeld worden aan een dashboard dat meters, schuiven en wijzers heeft.
Een dashboard kan objectieve kardinale* input, denk aan natuurkundige eenheden, via weegfactoren een relatie geven met een subjectieve ordinale** output. Denk hierbij aan een visualisatie door een wijzer, die aangeeft of het resultaat te weinig-; voldoende- of te veel bemesting betreft. Te veel betekent overbemesting. Dat is een belangrijk gegeven in verband met het streven naar een zekere instandhouding.
Ideaal- en aspiratiebeelden
We mogen niet vergeten dat de meerderheid van de politici geen landbouwdeskundige, ecoloog of chemicus is. Politici kiezen, bij deze problematiek, maar al te snel voor een ideaalbeeld en niet voor een aspiratiebeeld. Bij een aspiratiebeeld speelt ook het beeld van de noodzakelijke en mogelijke middelen, die ingezet moeten worden, een grote rol. Bij een ideaalbeeld is dat veel minder of geheel niet het geval. Het gebruik van een ideaalbeeld eindigt vaak in het aangaan van compromissen. Mogelijk omdat de middelen niet of onvoldoende voor handen zijn. Politici werken bovendien met aannames en niet zozeer met veronderstellingen.
Dit omdat het voor de kiezer anders nog onduidelijker zou kunnen worden wat de gemeenschappelijke opgave luidt. Er zijn nog veel meer aspecten en facetten te noemen die vragen oproepen. Waar komen de noodzakelijke grondstoffen voor de voedselproductie vandaan en wat heeft dit wereldwijd voor milieuschade tot gevolg? En wat te doen met het afval dat bij deze productie ontstaat? Om die vragen geheel te kunnen beantwoorden kan een LCA gebruikt worden.
Life Cycle Analysis of Life Cycle Assessment (LCA)
LCA is een methode om milieuschade te achterhalen van grondstofwinning tot afvalverwerking. Milieuschade treedt op wanneer er, tijdens de levenscyclus, niet te prefereren onomkeerbare gevolgen voor het milieu optreden. LCA lijkt soms te hoog gegrepen. Alles staat namelijk met elkaar in verbinding en de vraag waar te stoppen met de analyse doemt daarom al snel op. Mogelijk kunnen nieuwe productieprocessen een enkele partij een voorsprong geven op haar concurrenten. Deze kennis zal, lange tijd, geheim gehouden worden en ontsnapt aan een degelijke LCA. Verder zal alle input data op locatie geverifieerd moeten worden. Sommige landen werken daar niet aan mee.
Nog niet genoemd is de illegale en niet geregistreerde handel door sanctiebeleid. LCA is ideaal maar niet altijd uitvoerbaar in detail. Wat wel achterhaald kan worden is waar de grondstofwinning tot afvalverwerking plaats vindt en welke milieuwetgeving daar van toepassing is. Deze wetgeving moet dan wel werkelijk afgedwongen en nageleefd worden. Overtreding hiervan moet automatisch via een sanctie een boete tot gevolg hebben.
Circulaire economie en artificiële kringlopen
Circulaire economie kan een belangrijke rol spelen in deze stikstofproblematiek. Dit kan door artificiële kringlopen te creëren die niet gebaseerd zijn op nieuw gedolven stoffen en ook niet op het ongebruikt laten van afval. In een circulaire economie bestaat geen afgedankt afval. Alles wordt nuttig gemaakt en aangewend. De Duitse en de Japanse industrie komen binnenkort met een ammoniak waterstof verbrandingsmotor. Waterstof is noodzakelijk om de verbrandingstemperatuur mee te reguleren. Wellicht komt er zo een andere motor voor (landbouw)machines op de markt. Met deze motor kan natuurlijk ook elektra worden opgewekt.
Goed voor het opladen van accu’s bij gebruik van elektromotoren. Dan is het zogenaamde NOx probleem ook uit de wereld geholpen. Nu moet nog wel NH3 op grote schaal worden afgevangen en worden opgeslagen. Daar zijn nieuw te bedenken middelen voor nodig. Innoveren is daarom van doorslaggevende aard. Met de inzet van deze motoren en middelen zou het uitkopen van boeren in de veeteelt overbodig kunnen worden. Zo zouden de, door de overheid uit te kopen, boeren- en tuindersbedrijven alsnog kunnen worden opgekocht door buitenlandse investeerders. Om maar iets uitzonderlijks te noemen. De werkelijkheid gaat soms de fantasie te boven.
Eindconclusie
Om weer terug te komen op de bouw: “Mocht de stikstofproblematiek niet tot een oplossing geraken dan zal er een verplaatsing van emissies en deposities van bepaalde stikstofverbindingen naar het buitenland gaan plaats vinden. Naar plekken waar minder strenge normen worden opgelegd en afgedwongen. Grootschalige import van modulaire prefab bouwpakketten ten koste van de eigen industrie, alhier, is dan niet ondenkbaar.
N.B.: definities van emissie, depositie, instandhoudingsdoelstellingen en kritische depositiewaarde zijn terug te vinden in Europese richtlijnen aangaande Natura-2000 gebieden en in deskundig advies aan rechters en in kamerstukken.
* Kardinale meting werkt met een schaal, een eenheid en een nulpunt.
** Ordinale meting geeft alleen een volgorde aan, bijvoorbeeld, wat slechter of beter is.
Tekst: Hans Hidden